Een misverstand dat gemakkelijk ontstaat

foutjeIn reglementen kun je veel regelen. Maar hoe goed en uitgebreid je dat ook probeert te doen, er blijven altijd misverstanden mogelijk. Als zo’n misverstand een beetje voor de hand liggend is, probeer je het reglement beter dicht te timmeren. Je kunt echter onmogelijk alles, wat mogelijkerwijs zou kunnen voorkomen, voorzien.

Een lezer schreef mij over een aardig voorbeeld van een artikel waaromtrent misverstanden leven. Het gebeurde tij dens een finalewedstrijd. Speler A maakt een carambole en de arbiterannonceert ‘één’. De volgende stoot is mis. De arbiter, wellicht even afgeleid, annonceert vervolgens ‘noteren, nul de heer A, nul’, Foutje! Lees verder: Een misverstand dat gemakkelijk ontstaat

De rol van de schrijver bij een wedstrijd

De taak van de schrijver bij wedstrijden is eigenlijk heel eenvoudig. Zodra de arbiter zegt ‘noteren’, vult hij (of zij natuurlijk) het door de arbiter genoemde aantal caramboles in op de tellijst. Ook houdt hij de stand, zichtbaar voor arbiter, spelers en publiek, bij op een standenbord.

Maar al is zijn taak eenvoudig en is hij niet actief bij de arbitrage betrokken, de schrijver heeft een belangrijke functie bij een biljartwedstrijd. Immers hij is de arbiter behulpzaam, door in de tellijst het aantal van de door de arbiter goed getelde caramboles in te vullen. Ook houdt hij de stand bij op een standenbord. Goed zichtbaar voor de arbiter, die zo op de hoogte blijft van de stand in de partij, maar ook voor beide spelers en het eventueel aanwezige publiek. En als de arbiter soms eens heel even de tel kwijtraakt, helpt de schrijver met het juiste aantal. Verder gaat zijn bevoegdheid niet. Dat kan best weleens frustrerend zijn! Lees verder: De rol van de schrijver bij een wedstrijd

Regels berusten vaak op keuzes

Het maken van spel- en arbitragereglementen is niet altijd gemakkelijk. Vroeger was het wat eenvoudiger, omdat de meeste technische hulpmiddelen die we tegenwoordig kennen, nog onbekend waren.

Om te beoordelen of een carambole aan alle eisen voldeed moesten we het doen met onze ogen, daarbij geruggensteund door het gehoor, zoals het klinken van een stoot. Ook het observeren van de richting waarin de bal(len) rolden, kon er goede diensten bij bewijzen. Natuurlijk was er van tijd tot tijd een verschil van mening tussen speler en arbiter. Lees verder: Regels berusten vaak op keuzes

Soms zijn regels best moeilijk (1)

Regels zijn nodig. Daar zullen we het allen over eens zijn. Regels moeten duidelijk zijn. Dat is de ene keer gemakkelijker dan de andere. Onlangs was ik ergens om deel te nemen aan voorwedstrijden. Voor aanvang maakten we, deelnemers, leiding en vrijwilligers, met elkaar kennis, voor zover nodig. En omdat ik door deze schrijfsels inmiddels een redelijke bekendheid geniet, kwam, als zo vaak, het gesprek al gauw op voorvallen tijdens wedstrijden.

Ik ben daar altijd blij mee, want toen dit blad nog als officieeel orgaan van de KNBB fungeerde, kwam het bij elke vereniging maandelijks op de mat en werd het binnen elke vereniging door een aantal mensen opengeslagen. Dat had weer tot gevolg dat ik elke maand meerdere onderwerpen kreeg voorgelegd, waar ik schrijfstof uit kom putten. Ook om deze reden spijt het mij dat dit blad niet meer bij elke vereniging komt. Ik moet nu mijn inspiratie veel meer opdoen door zelf dingen op te merken. Lees verder: Soms zijn regels best moeilijk (1)

Soms zijn regels best moeilijk (2)

Na het vorige schrijfsel, u weet wel, over wat te doen als de speler een bal aanraakt terwijl ze tussentijds in de beginpositie geplaatst worden, ontving ik verschillende reacties.

Twee licht ik er uit. Een ervaren arbiter schreef dat hij de toelichting bij artikel 5204 lid 2 van Spel en Arbitrage Reglement (SAR), dat gaat over het tussentijds in de beginpositie plaatsen, wat verwarrend vindt. Het artikel luidt: worden de ballen tijdens een partij in de beginpositie geplaatst, dan dient de eerstvolgende carambole te voldoen aan het bepaalde in lid 2. Dat wil zeggen dat er direct vanaf de rode moet worden gespeeld. Dat geeft weinig aanleiding tot misverstanden. De toelichting gaat echter verder: maakt de speler een fout, dan is het bepaalde niet van toepassing op de tegenstander. Er is dan immers geen sprake meer van een beginpositie. Het lijkt duidelijk genoeg. Terwijl de arbiter bezig is om de ballen ‘op te zetten’ maakt de speler een fout waardoor de ander aan de beurt komt. De arbiter moet het ‘opzetten’ wel voltooien maar het is nu geen beginpositie meer, dus mag er naar eigen keuze worden afgestoten.

Deze arbiter vindt deze teks toch te verwarrend en niet duidelijk genoeg. Want zo schrijft hij, zo is het als de ballen wegens vastliggen ‘opgezet’ moeten worden. Maar als de speler één of meer ballen van de tafel stoot, moeten de ballen ook in de beginpositie geplaatst worden en uit de tekst zou je kunnen opmaken dat de tegenstander die nu aan de beurt komt, dan niet verplicht zou zijn om rechtstreeks vanaf de rode bal te spelen. Daarentegen kun je ook stellen dat de ballen voor de tegenstander in zijn beginpositie geplaatst worden, dus moet hij direct van rood spelen. De briefschrijver geeft als zijn mening dat de tekst van de toelichting bij artikel 5402 lid 2 zou moeten luiden: Worden tijdens een partij de ballen opnieuw in de beginpositie geplaatst dan moet de eerstvolgende carambole voldoen aan het bepaalde in artikel 5204 lid 2. Maar maakt de eerst aan de beurt zijnde speler , nadat de arbiter heeft aangevangen om de ballen in de beginpositie te plaatsen, een fout waardoor de beurt naar de tegenstander gaat, dan is dit bepaalde niet van toepassing voor de tegenstander.
Er is dan immers geen sprake meer van een beginpositie. De nu aan de beurt komende tegenstander gaat spelen vanaf de positie die vóór het maken van de fout nog als positie voor de aanspeelbal werd aangemerkt.

Wat deze arbiter schrijft is juist. Het criterium is voor welke speler de ballen in de beginpositie worden geplaatst. Een ervaren en goed opgeleide arbiter zal hier weinig moeite mee hebben. Maar vaak genoeg staat er een gewoon team- of clublid aan de tafel als arbiter. Met wat minder kennis van de arbitrageregels onder de pet. En dan kan deze toelichting best voor verwarring zorgen. En een wat meer uitgebreide toelichting zou denk ik door velen op prijs gesteld worden.

Een andere briefschrijver maakte mij attent op een veel voorkomend fout gedrag. Een bal springt tijdens een partij uit. De speler die de bal van de tafel stoot, vangt of raapt hem op en plaatst die bal meteen op de voorgeschreven stip. Voorbeeld 2: speler maakt zijn laatste carambole maar de tegenstander heeft nog de gelijkmakende beurt. De speler die begonnen is en zijn laatste carambole heeft gemaakt, is de arbiter behulpzaam met het plaatsen van de ballen. Wat doe je als arbiter in zo’n geval?
Als de ballen, voordat hij ze aanraakte, even tot stilstand kwamen, kan zijn laatste carambole niet meer herroepen worden. Je kunt hem dus niet de beurt ontnemen want hij is al klaar en de beurt is al overgegaan op de tegenstander. Je kunt er dus eigenlijk weinig mee. Waar je wel om moet denken is, dat de speler een of meer ballen beetpakt met wellicht bezwete of vettige handen. Daarmee kan hij ongeoorloofde invloed uitoefenen op de loop van de ballen en daarmee de partij van zijn tegenstander beïnvloeden. Dat mag niet. Je zult dus als arbiter de ballen even met een doek moeten schoonwrijven. Uiteraard geef je de speler een vermaning. Doet zo’n speler het later toch weer, dan wordt het anders.
Dan wordt het bewust onsportief gedrag.
Daar hoort een officiële waarschuwing bij.

Bron: Biljart totaal
Auteur: Piet Verhaar
Email: pietvangerte@hotmail.com

*** Soms zijn de regels best moeilijk (1) *** Index *** Een begin met valkuilen ***

Veel gemaakte fouten

  1. Bij trekstoten wordt de keu op het moment van aanraking van de speelbal teruggetrokken!
    Bij doorschietstoten gaat men over het algemeen wél door. De beweging van de keu dient bij contact met de speelbal in beide gevallen, dus bij trek- én doorschietstoten, door te gaan. Het verschil tussen beide stootvormen is de aanspeelhoogte. Bij trekstoten altijd onder het middelpunt van de speelbal, maar bij doorschietstoten doorgaans bóven het middelpunt.
  2. Het niet bewegen van de keu in een rechte lijn: Het is de bedoeling dat de keu niet naar rechts of naar links wordt gezwaaid. Men noemt deze fout een side-stroke. Het is de bedoeling dat de keu niet naar boven of naar beneden wordt bewogen. Men noemt dit een up- respectievelijk een down-stroke. Alleen een zuivere rechte lijn van de keu, de zogenaamde beweging in zijn as-richting is juist.
  3. De voorhand is als het statief van uw fototoestel. U kunt, als u een foto neemt, uiteraard een schop tegen het statief geven, maar zal de foto dan nog scherp zijn? Uw voorhand heeft dezelfde functie. Dus laat u vóór, tijdens en ook ná de stoot, uw voorhand doodstil liggen. Haal de hand pas van tafel als de af gestoten bal de tweede bal geraakt heeft. Denk ook aan de voorbewegingen bij de stoot, bij de meeste stoten dient er minstens driemaal een voorbeweging te zijn om de bal zo te kunnen raken dat de plaatsing en het tempo goed verzorgd is.
  4. Wat er bij punt 3 over de voorhand is verteld, geldt ook voor het lichaam. Voor, tijdens en na de stoot dient het hele lichaam muisstil te staan. De bewegingen komen, afhankelijk van de spelsituatie, uit de elleboog, dan wel uit de pols en in sommige gevallen zelfs zowel uit de pols als uit de onderarm. Dit is de tempo onderarmtechniek.
  5. Er wordt over het algemeen veel te hard gespeeld. Het is heel vreemd maar hoe harder we stoten hoe moeilijker het wordt om een spelsituatie zuiver te spelen. Zodra de speelbal de derde bal geraakt heeft, dient hij tot stilstand te komen. Bij voorkeur binnen een afstand van ongeveer 20 cm.
  6. Men kijkt tijdens de stoot naar de derde bal. Een heel slechte manier van stoten omdat deze werkwijze de side-stroke in de hand werkt. Het is veel beter om ons eigen te maken dat we voor, tijdens, en na de stoot naar de tweede bal kijken. Bij de massé en piqué kijken we naar het punt waar de pomerans de speelbal dient te raken.
  7. Te snel stoten behoort ook tot de top tien meest gemaakte fouten. Al lijkt het nog zo’n gemakkelijke spelsituatie, bekijk en behandel hem toch alsof het de moeilijkste stoot is die u ooit gezien heeft.
  8. Alle stootbeelden worden vaak met dezelfde afstand van de voorhand t.o.v. de speelbal gespeeld en met dezelfde achterhand. Ga ervan uit dat als u een kleine spelsituatie speelt, dat u dan een korte voorhand dient te gebruiken, ongeveer 6 cm is goed, en een korte achterhand. De achterhand dient dan ongeveer 1 handdikte achter het balanspunt van de keu te liggen. Moet u een extreem grote situatie spelen dan dient de voorhand minimaal 15 cm vanaf de speelbal te staan en de achterhand circa 15 cm van het einde van de keu.
  9. Het biljarten is een concentratiespel/sport. Het niet concentreren is dodelijk voor een goede partij. Probeer u eigen te maken dat u telkens de situatie goed bekijkt. Geef niet bij elke carambole commentaar. Het evalueren dient ná de partij te geschieden.
  10. Men speelt over het algemeen teveel spelsituaties waarbij de speelbal over de band(en) loopt. Bij de spelsoort libre en kader is het van zeer groot belang om zoveel mogelijk voor de directe oplossingen te kiezen. Onder directe oplossingen wordt verstaan dat, de speelbal direct via bal 2 naar bal 3 wordt gespeeld, dus zonder een of meerdere banden. Men zegt wel eens gekscherend: ” De basis functie van de banden is om ervoor te zorgen dat de ballen niet op de grond vallen”!

Soms kun je regels lezen, soms kun je ze afleiden

Het Spel en Arbitrage Reglement (SAR) regelt zo goed mogelijk alle aspecten waar een eerlijke partij aan dient te voldoen Zo goed mogelijk, want een reglement kan natuurlijk niet alles wat zich mogelijkerwijs zou kunnen voordoen, in artikelen vangen. Vaak moet je —kún je ook iets wat niet expliciet is beschreven, afleiden uit wat wel is beschreven.

Zo is er door de jaren heen al heel wat gesteggel geweest rond de gelijkmakende beurt, waarbij de gemoederen soms flink kunnen oplaaien, zoals blijkt uit het voorval dat mij onlangs ter ore kwam. Speler A maakte zijn laatste carambole, dus de arbiter zegt -na natuurlijk eerst de carambole te hebben geteld- keurig: „ noteren (…) de heer A, (…). Gelijkmakende beurt de heer B”. En toen ging het fout… De arbiter begint de ballen in de beginpositie te plaatsen zoals dat hoort voor de gelijkmakende beurt. Lees verder: Soms kun je regels lezen, soms kun je ze afleiden