Voet aan de grond

Biljartwedstrijd tussen de toekomstige kampioenen Hans Vultink en Piet de Leeuw jr., die aan stoot is en onreglementair geen voet aan de grond
Biljartwedstrijd tussen de toekomstige kampioenen Hans Vultink en Piet de Leeuw jr., die aan stoot is en onreglementair geen voet aan de grond

Het is allang geen unicum meer, dat er biljarttoernooien voor ‘rolstoelers’ worden georganiseerd. Nog onlangs kon u in Biljart Totaal van januari 2005 op bladzijde 6 het verslag lezen van het Algemeen Kampioenschap Rolstoelbiljarten. Uit die kringen ontving ik onlangs het verzoek eens een lans te willen breken voor speciale reglementering.

Ik werd er op gewezen, dat de huidige regels dienen te worden aangepast. Bijvoorbeeld zou een rolstoelbiljarter altijd de fout ‘het niet met ten minste één voet de grond raken, op het moment dat de speler afstoot, begaan, zoals in artikel 5209 lid 5 van het Spel- en Arbitragereglement is bepaald. Dit rolstoelbiljarten heeft nu zo’n vlucht genomen, dat het langzaamaan tijd wordt ook voor deze groep KNBB-ers aangepaste regels te ontwerpen. Ik voldoe graag aan het verzoek om via deze rubriek de aandacht te vragen van de reglementencommissie om ook voor deze biljarters een goed reglement te maken, waaraan de spelers en de arbiters iets hebben. Want, indien de arbiter erg formeel zou handelen (en die zijn er!), dan zou hij of zij wellicht elke carambole moeten aftellen, omdat niet werd voldaan aan de voorwaarde “voet aan de grond. Lees verder: Voet aan de grond

Staken en sportiviteit

BV BejaVoor het staken van een wedstrijd kunnen allerlei redenen zijn. Uiteindelijk beslist de arbiter of deze aanvaardbaar zijn volgens de regels, de normen van fatsoen of sportiviteit. Dat is soms uiterst moeilijk. Zoals bij zoveel incidenten zal de arbiter éérst naar de regels moeten kijken. Vindt hij daar geen basis, dan komt het gezond verstand aan de orde en zal hij zich moeten bezinnen in hoeverre een bepaald gedrag of handeling nog kan worden getolereerd. Als alles overkoepelende factor dient de sportiviteit tot het uiterste te zijn gegarandeerd. Wordt dáár aan getornd, dan zal de arbitrale beslissing mede op het loslaten van deze alles overheersende norm zijn gebaseerd. Lees verder: Staken en sportiviteit

Wedstrijdleider: een veelzijdige functie

De taak van wedstrijdleider van een actieve vereniging is veelomvattend. Er gaat enorm veel tijd inzitten. Vaak best wel plezierig om te doen, maar op andere momenten moeilijk, als je naar eigen beste inzicht beslissingen moet nemen.

Een aspect van het wedstrijdleiderschap betreft het organiseren van wedstrijden zoals voorrondes en finales. Voordat de eerste carambole wordt gemaakt is er al heel wat werk verricht. Je moet overleggen met de zaalhouder, soms moetje de deelnemers uitnodigen, je moet zorgen dat er arbiters en schrijvers zijn. Je maakt een speelschema waarbij je met heel veelzaken rekening moet houden. Gaat het om voorwedstrijden, dan probeer je rekening te houden met omstandigheden waardoor een deelnemer niet voortdurend aanwezig kan zijn. Voorwaarde daarvoor is wel dat de deelnemers tijdig genoeg vragen of ergens rekening mee gehouden kan worden. Lees verder: Wedstrijdleider: een veelzijdige functie

Een goede arbiter geeft rust en stoort niet

Iemand zei me eens, een goede arbiter valt niet op”. Ik denk dat een juiste opmerking is. Echter niet elke arbiter is zich daar van bewust.

De laatste tijd komt er steeds meer een discussie op gang over de kleding tijdens wedstrijden. Hoewel ik voorstander ben van wat vrijere regels en daarom die discussie toejuich, vind ik dat we toch zogekleed moeten blijven dat we ons laten zien als ‘georganiseerde biljarters’. Daar hoort speciale kledingbij. Maar we moeten wat dat betreft nietpietluttig zijn. De kleding moet functioneel zijn. En de kleding die we nu het meest dragen is dat niet. We pretenderen dat we sport bedrijven. Sport moet toch actie uitstralen. En kleding moet vrij beween mogelijk maken. Een overhemd met een -tijve boord doet dat niet. Een vest doet dat ook niet. Het zijn geen vesten die voor sport zijn ontworpen. Het zijn vesten die gedragen worden bij een smoking, of bij een driedelig pak. Beide stralen stijfheid uit. Een ander aspect is dat de huidige biljartkleding voor steeds meer mensen te duur wordt.

We zouden kleding moeten gaan dragen die speciaal voor het biljartenis ontworpen. Luchtig en de beweging vrijlatend. Daarbij moeten we niet onnodig pietluttig zijn. De kleding moet functioneel zijn. We moeten herkenbaar zijn als georganiseerde sporters. Daar gaat het om. Het is niet zo belangrijk of alle onderdelen van de kleding gelijk zijn. Het moet zichtbaar zijn dat we een team zijn. Of een vereniging. De verruiming door het dragen van poloshirts in bepaalde gevallen toe te staan, is al een stap in de goede hting. Maar er is veel meer mogelijk. Functioneel en toch stijlvol. Laat maar er maar eens een paar ontwerpers op los.

Ook arbiters moeten herkenbaar gekleed gaan. Een arbiter heeft een andere rol. Die hoeft niet zoveel bewegingsvrijheid te hebben want hij loopt en staat meest rechtop. De meeste arbiters dragen tegenwoordig een kostuum, met colbert en stropdas of strik. Heel erg netjes. Maar ook heel erg warm. Want vergis u niet, al beweegt de arbiter rustig, concentratie kost ook energie. En als je veel energie verbruikt krijgje het warm. En wat is er eigenlijk tegen, behalve dat het ‘nu eenmaal zo hoort, simpelweg omdat we het nu eenmaal zo gewend zijn, dat ook arbiters wat luchtiger kleding gaan dragen? Ook luchtig kan netjes zijn. Zolang maar zichtbaar is wie arbiter is.

Kleding moet wel netjes blijven. Maar is het dan zo vreselijk als een arbiter in overhemd loopt met korte mouwen? Bij evenementen waarbij meerdere arbiters optreden hoort er wel een zekere uniformiteit te zijn. Één lijn trekken. Dus alle arbiters een jasje aan of allemaal in overhemd. Allemaal lange mouwen of als het warm is, allemaal korte mouwen. Het kan evengoed netjes zijn. Vrouwelijke arbiters zijn het netste gekleed, vind ik, als ze een lange pantalon dragen. Maar dragen ze een rok, dan tot over de knie. De arbiter mag de aandacht van de speler niet verstoren door op een bepaalde manier gekleed te gaan. Een heel bepaalde manier van (niet) gekleed gaan zag ik onlangs, toen een districtsarbiter tijdens een districtsfinale op blote voeten arbitreerde.

Niet alleen de kleding moet zodanig zijn dat de arbiter de concentratie van de speler niet verstoort. Ook de manier van optreden hoort daarbij. De arbiter stelt zich bij voorkeur zo op dat ‘ie de snijlijn van bal twee en drie goed in het oog heeft. Maar probeert daarbij niet te recht voor de speler te gaan staan. Veel spelers ervaren dat als storend. Ook zal de arbiter, zodra de speler aanlegt, proberen stilte blijven staan. De arbiter is de speler behulpzaam door bijvoorbeeld de lamp, als die in de weg hangt, opzij te houden. Dat doet ‘ie niet uit eigen beweging. Alleen op verzoek van de speler. Want de speler heeft een bepaald ritueel, een ritme. En op het moment dat het in dat ritme past, vraagt hij de arbiter om de lamp opzij te houden. De arbiter is er echter wel attent op want oplettend als ‘ie is, weet hij dat de speler waarschijnlijk zo’n verzoek zal doen.

Iets wat ook heel storend werkt is als de arbiter een onverschillige indruk maakt. Bijv. door op enige afstand tegen de muur geleund te arbitreren, wat je regelmatig ziet. Soms zelfs met in de ene hand een sigaret en in de andere aan glasbier of ander drinken. Een arbiter die zich zo opstelt, staat ook heel vaak verkeerd. Met alle gevolgen van dien als hij een beslissing moet nemen in een situatie die hij niet goed kon beoordelen.
De goede arbiter annonceert ook zodanig dat de speler zich niet hoeft af te vragen waar hij aan toe is. Is de bal raak dan zal de arbiter onmiddellijk de carambole annonceren Vooral bij het kader zie je nogal eens dat de arbiter goed staat te kijken, na het caramboleren nog even de positie beoordeelt en pas daarna de carambole annonceert. Ik heb meegemaakt dat een speler zijn ritme onderbrak omdat hij niet verder kon. Hij had de carambole-annonce nog niet gehoord. Daarom, niet wachten. Onmiddellijk annonceren. Dan kan de speler door in zijn ritme.

Kader is de spelsoort waarbij de meeste annonces voorkomen. Natuurlijk, vast- of bijna-vastliggende ballen komen in elke spelsoort voor. De arbiter zal, wanneer hij zich er zichtbaar van heeft overtuigd of een bal ‘vast of ‘los’ ligt, altijd annonceren, vast” of , vrij”, (als de positie heel compact is meldt de arbiter ook waaraan de speelbal al of niet vast ligt. Dus: vast aan….” Of, vrij van…”). Ook als de speler het zelf ook kan zien. Want de speler verwacht zo’n annonce en uitblijven ervan kan storend werken. Hetzelfde is het geval bij ballen die dicht bij de kaderlijnen liggen. Als de arbiter zich van de positie moet overtuigen of als de positie niet overduidelijk is, zal de arbiter altijd de positie annonceren. De speler verwacht dat en uitblijven ervan kan verstorend werken. Onlangs sprak ik een districtsarbiter die beweerde dat hij in de eerste plaats annonceert voor de tegenstander en het publiek. De speler”, zo zei hij, ziet zelf wel hoe de situatie is, die hoef ik het niet te melden”. Een onjuiste gedachte. Natuurlijk annonceer je ook voor de tegenstander en het publiek, maar in de eerste plaats voor de speler-aan de-tafel.

Dezelfde arbiter vertelde ook dat hij bij bewegende ballen altijd aftelt. Want”, zo zei hij, de ene keer wel aftellen en de andere keer niet, is te moeilijk om uit te leggen”. Bovendien vond hij het niet rechtvaardig

Een gediplomeerd arbiter zou toch beter moeten weten. Als de ballen bewegen zonder te zijn aangeraakt, bijv. doordat het laken zonder opzet wat wordt opgeduwd of als een bal beweegt omdat hij heeft geleund en het ‘steunpunt wegvalt, kan de speler daar niks aan doen. En als daardoor de situatie verandert, maar de speler probeert niet om er voordeel uit te halen, dan mag hij gewoon doorgaan. Een fout waaraan de speler geen schuld draagt, wordt hem niet aangerekend’. Of het nu wat moeilijk uit te leggen is of niet.

Bron: Biljart totaal (november 2006)
Auteur: Piet Verhaar
Email: pietvangerte@hotmail.com

*** Wat de arbiter niet kan zien *** Index ***

De rol van de schrijver bij een wedstrijd

De taak van de schrijver bij wedstrijden is eigenlijk heel eenvoudig. Zodra de arbiter zegt ‘noteren’, vult hij (of zij natuurlijk) het door de arbiter genoemde aantal caramboles in op de tellijst. Ook houdt hij de stand, zichtbaar voor arbiter, spelers en publiek, bij op een standenbord.

Maar al is zijn taak eenvoudig en is hij niet actief bij de arbitrage betrokken, de schrijver heeft een belangrijke functie bij een biljartwedstrijd. Immers hij is de arbiter behulpzaam, door in de tellijst het aantal van de door de arbiter goed getelde caramboles in te vullen. Ook houdt hij de stand bij op een standenbord. Goed zichtbaar voor de arbiter, die zo op de hoogte blijft van de stand in de partij, maar ook voor beide spelers en het eventueel aanwezige publiek. En als de arbiter soms eens heel even de tel kwijtraakt, helpt de schrijver met het juiste aantal. Verder gaat zijn bevoegdheid niet. Dat kan best weleens frustrerend zijn! Lees verder: De rol van de schrijver bij een wedstrijd

Het belang van goed annonceren

NOTEREN
NOTEREN

De taak van de arbiter tijdens een biljartwedstrijd bestaat uit een aantal zaken. Eerst en vooral ziet hij er op toe dat de caramboles op reglementair juiste wijze tot stand komen. Na elke stoot meldt hij dat. Is een geldige carambole gemaakt, dan noemt hij het nieuwe aantal, in die beurt gemaakte, caramboles. Levert de laatste stoot geen carambole op, omdat de speler mist of een fout maakt, dan laat de arbiter dit aan de schrijver weten dat het in die beurt gemaakte aantal caramboles genoteerd kan worden. Dat melden heet Annonceren.

Als je zo regelmatig tijdens biljartwedstrijden de arbiter observeert, valt het je op dat menig arbiter een eigen manier van annonceren heeft ontwikkeld. Vooral in de klassen waar een gezellig-gemoedelijk-sportieve sfeer een voornaam doel is, hebben de arbiters niet zelden een heel eigen manier van annonceren. Je hoort allerlei mogelijke variaties voorbij komen. Soms houdt de arbiter het eenvoudig: ‘1 noteren’. Of: ‘1 Piet’, Piet 1′. Ik heb het hier natuurlijk, dat begrijpt u wel, over arbiters die niet de moeite hebben genomen om te leren hoe het hoort. Hoe het móét. Lees verder: Het belang van goed annonceren

Probeer altijd goed positie te kiezen

blinde-arbiter-01Als arbiter moet je beoordelen of een gemaakte carambole geldig is. Of alles volgens de regels is gebeurt. Om de kans op een vergissing zo klein mogelijk te maken of zelfs uit te sluiten, moet je goed opgesteld staan. Als je niet goed staat, geef je de speler een kans voor open doel om de juistheid van je beslissing in twijfel te trekken.

We zijn nog steeds aan het begin van de partij. Je hebt zojuist voor de beginnende speler, de ballen in de beginpositie geplaatst. Je geeft de speler toestemming om af te stoten en tegelijkertijd doe je een stapje opzij, om de speler niet in de weg te staan. Waar stel je je op? De beginstoot gebeurt altijd vanuit een vaste positie. Dus kies je voor je opstelling in dit geval ook een vaste plek. Afhankelijk van de vraag of de speler vanaf links of rechts afstoot, kies je positie links of rechts bij de benedenband. En wel zodanig dat de speelbal op weg naar de derde bal naar je toe komt rollen. Lees verder: Probeer altijd goed positie te kiezen

Het begin van een partij

Het begin van een partij is wel eens vaker onderwerp van een schrijfsel geweest. Het terrein rond spel en arbitrage is nu eenmaal een beetje beperkt dus is het onvermijdelijk dat onderwerpen soms terugkomen. Zo aan het begin van het jaar, dat vaak gepaard gaat met goede voornemens, leek het me aardig om het begin van een partij eens onder de loep te nemen. Laten we ons eens voornemen om voortaan zo correct mogelijk te beginnen.

Op welk moment begint de partij? Lees verder: Het begin van een partij

Formeel is niet altijd belangrijk…

De laatste drie schrijfsels gingen over het ’trekken’aan het begin van een partij, om te bepalen wie er begint. Aan wie de aanvangsstoot wordt toegekend. Na het verschijnen van het jongste nummer van dit blad kreeg ik twee reacties. Ik wil ze u niet onthouden.

Een lezer vroeg me waarom die stoot (de officiële aanduiding is ‘keuzetrekstoot’) een trekstoot wordt genoemd.
“Het is toch maar gewoon het rollend wegstoten van de bal naar de tegenoverliggende band”,  schrijft hij. “Een trekstoot is een met een meer speciale stoottechniek uitgevoerde stoor om de speelbal na het raken van de aanspeelbal terug te laten komen.” Hij heeft daar natuurlijk gelijk in. Als ik er een verklaring voor moet bedenken dan is het vrij eenvoudig: ooit, toen deze manier om te bepalen wie begint, werdt bedacht, moest er uiteraard een aanduiding, een naam aan gegeven worden. Liefst een naam van slechts ééń woord, omdat dat het makkelijkst ‘bekt’. En omdat de bal toch vanaf de tegenover liggende band terug moest komen, lag de benaming trekstoot een beetje voor de hand. En omdat hij dient om een keuze te maken werd het keuzetrekstoot. De naam heeft verder niet zo’n diepgaande betekenis. Het is maar een aanduiding.

Een andere lezer schreef dat ik toch de stoot wat meer moest aanduiden met de officiële benaming ‘keuzetrekstoot’. In de voorgaande schrijfsels spreek ik het meest van ‘de trekstoot om te bepalen wie enz…’of ook wel ‘het trekken bij het begin van de partij. Dat heb ik bewust gedaan. In de dagelijks praktijk zowel bij competitie- als persoonlijke wedstrijden, word de formele aanduiding ‘keuzetrekstoot’ vrijwel nooit gebruikt. Bij competitiewedstrijden, als er gewoon een teamgenoot als arbiter functioneert, wordt meestal alleen maar gesproken over ’trekken’. Als de keuzetrekstoot plaatsvindt op het juiste moment, dus na het inspelen, wordt er heel vaak in het geheel niets gezegd. De ballen worden in positie geplaatst en de spelers voeren de stoor uit. Bij wedstrijden waar het wat formeler toegaat, met een officiele arbiter aan de tafel, zegt de arbiter na het plaatsen van de ballen meestal slechts: ‘mag ik u verzoeken…’.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik het niet zo heel belangrijk vind. Een handeling moet nu eenmaal een aanduiding hebben. En dan is een aanduiding met één woord gemakkelijker dan een lange omschrijving als: ‘het uitvoeren van de stoot om te bepalen aan wie de beginstoot wordt toegekend’. Bij mijn beschrijvingen probeer ik meestal de leesbaarheid voor mijn doelgroep voor ogen te houden. Daarnaast maak ik onderscheid of een formele aanduiding functioneel, nuttig, is voor het verloop van een partij.

Want dat is een aspect wat zeker aandacht verdient. Het SAR zegt ook dat voor het bekendmaken van de keuze door de arbiter slecht één aanduiding gebruikt mag worden’ (…) begint’. Dat vind ik nou weer wel functioneel. Want vaak zie je na het maken van de keuze de sfeer iets veranderen. De groeiende concentratie mag dan niet meer worden verstoord door annonces waar men niet aan gewend is.
Dat geldt ook verder tijdens de partij. Een speler is dan geconcentreerd of probeert dat toch te zijn. De voorgeschreven annonces passen in die concentratie. Als de arbiter dan iets annonceert met woorden die niet voorgeschreven zijn dan zijn er genoeg spelers bij wie dat de concentratie verstoort. Op dat moment is de arbiter bezig om, hoewel het meestal onbedoeld gebeurt, het verloop van de partij te beïnvloeden. Wat een arbiter dus beslist niet mag doen. Nou kan een arbiter onder een partij daar natuurlijk niet steeds aan denken. Hij kan zijn concentratie wel beter gebruiken. Daarom is het beter, moet het zelfs, om tijdens de partij de voorgeschreven annonces te hanteren.
Gemakkelijker voor zichzelf, beter voor de spelers en minder kans op onduidelijkheden.

Bron: Biljart totaal (juni 2012)
Auteur: Piet Verhaar
Email: pietvangerte@hotmail.com

***Nog wat meer begin van een partij *** Index *** Wie heeft de keus ***

Soms moet ie een oortje dichtknijpen

De ene keer is het makkelijk om een reglementenvraag te beantwoorden. Dan is het duidelijk hoe de regels zijn, hoe ze nageleefd horen te worden. Het moeilijke schuilt dan daarin, om het zinvolle van een bepaalde regel duidelijk te maken. Liefst zó, dat het stimuleert om die regel na te leven.

bek-houden-01Nadenkend over stof voor dit schrijfsel, bladerde ik door wat oudere mails en kwam een vraag tegen waar ik al wel wat mee gedaan had, maar niet volledig. Het was een vraag met betrekking op het gedrag van het publiek tijdens wedstrijden. En dan vooral als het publiek zich bemoeit met de gang van zaken op de tafel. Een onderwerp waar altijd wel wat over te schrijven valt en waar ook al talloze stukjes aan gewijd zijn. We kennen het allemaal wel. Vooral als de wedstrijd zich in de ‘cafésfeer’ afspeelt, maar ook bij de lagere klassen, waar het er vaak toch wat gemoedelijker aan toe gaat, kun je vaak horen hoe het publiek ‘de arbiter behulpzaam is bij het nemen van de juiste beslissingen’. Lees verder: Soms moet ie een oortje dichtknijpen