Keuze in keus deel II

Telkens weer vragen spelers aan mij welke soort keu bij hen past. Vaak worden ze door een overmaat aan informatie het bos in gestuurd en verdwalen daar dan steevast.

Inderdaad valt het tegenwoordig niet mee een objectieve beslissing te nemen als je eenmaal in het woud van aanbieders bent terecht gekomen.
Gewicht, balans, topdikte en stijfheid zijn nog maar de beginners termen. Kenners rollen over elkaar heen met termen als vibratie, solid hit, demping, resonantie en beweren soms dat het gebruik van een speciale dop een verbluffende werking heeft op de radiale sluiting van het conische achtereind, natuurlijk voorzien van een dempende onderdop, die elke trilling in de keu neutraliseert. Ja, soms lijkt het wel op de reclames van bedrijven voor cosmetische producten, die afnemers willen doen geloven, dat hun hydraterende smeerseltje je werkelijk 24 uur lang zoveel meer energie en zelfvertrouwen geeft als het (prachtige) model op de bijgevoegde foto tentoonstelt.

De bekende 'negenbander' uit het Biljart Artistiek-programma.
De bekende ‘negenbander’ uit het Biljart Artistiek-programma.

Terug naar de basis: volgens het regle-ment is de keu een ronde stok, met aan het einde van de dunne zijde een Ieren dopje, pomerans genaamd, waarmee een eenmalig contact met de speelbal mag worden gemaakt. In sommige reglementen wordt een zekere lengte genoemd, maar verdere details ontbreken. Duiken we in de geschiedenis van het biljartspel, dan lezen we dat ons huidige spel is ont-staan uit een soort indoor golfspel, waarbij in de loop der tijden de hou-ten (kolf)stok evolueerde naar het model keu wat we nu kennen. In het privé biljartmuseum van snookerfabrikant Clare and Son in Liverpool zijn hiervan prachtige voorbeelden te zien. De laatste eeuw is het biljart niet veel meer veranderd. De officiële maat werd vastgesteld op 10 ft (284×142 in Europa), het biljartlaken bestond uit de beste kwaliteit kamgarens en de ballen waren van ivoor. Zonder de toevoeging van nylon in het laken waren de tafels aanzienlijk trager met als gevolg een hoger gewicht van de speelkeu. Tot 1940 was het gewicht van 600 gram heel gebruikelijk en ontwikkelde het driebanden zich meer in de USA en Japan, terwijl in Europa de invloed van Frankrijk ging overheersen met de kleine spelsoorten als Libre en Cadre. (Conti was toen de beste biljartprof ter wereld!) Eind zestiger jaren werd ons huidige biljartspel echt populair en jonge spelers leefden zich uit in hoge series op de kaderlijnen. Driebanden was toen een spel dat aan het eind van het seizoen als afsluiting werd gespeeld, meestal door een klein aantal specialisten, wederom met een zware keu en een harde afstoot. René Vingerhoedt met in zijn kielzog Raymond Ceulemans gaf aan het driebanden een ander karakter. Het spel werd technischer en rustiger gespeeld en het feit dat beide spelers van oorsprong zeer sterke kleinspel spelers waren was duidelijk terug te zien in hun spelopvatting en materiaal. Hun keuen waren niet meer loodzwaar en hadden geen 13 mm pomerans, maar leken verdacht veel op ‘libre-keutjes’. In dezelfde jaren keerde Jean Marty terug in de rijen der amateurs en vermorzelde alle records in de kleinspel disciplines. De keu die hij hiervoor gebruikte trok vooral de aandacht van de Belgische keumaker Melis, die een kopie maakte van de keu van Marty: 470 gram, 138 cm lang en een topeind van Steenbeuken met een 11 mm pomerans. Het leek wel of een nieuwe standaard was gezet. Melis was wars van franje. Een keu moest zo eenvoudig mogelijk en functioneel zijn. Door gebruik te maken van beuken was de keu zonder toegevoegd gewicht op het juiste’ gewicht en de balans werd door de lengte van 138 cm bepaald.

Nog steeds lijken deze waarden op het huidige materiaal aardig te kloppen. Alleen de lengte van de keu is wat toegenomen als gevolg van de mens, die ook steeds langer wordt. Voer de meeste spelers kun je algemeen stellen dat een keu niet zwaarder dan 500 gram mag zijn met een topdikte van maximaal 11 mm. Voor de spelers, die uitsluitend driebanden spelen is een gewicht van maximaal 550 gram en een topdikte van 12 mm aan te raden. Het is echter een misvatting te denken dat met een zwaardere keu ook harder kan worden gespeeld. De bekende ‘negenbander’ uit het Biljart Artistiek programma kan als leidraad worden genomen (zie tekening).
Kun je deze negen banden treffen, dan is een zwaarder keu zinloos. Ja zelfs af te raden.

Bron: Biljart Totaal (februari 2013)
Veel speelplezier,
Hans de Jager
h.d.jager@gmail.com

Keus in keus I (december 2012) – Index – Keus in keus III (maart 2013)

Bewaren

Bewaren

Facebooktwitterpinterest

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *